De laatste jaren is er een hele ommekeer in de manier waarop we omgaan met ons vermogen en onze financiën. De tijd waarin het volstond om aan te tonen dat u eigenaar was van uw vermogen is voorbij. “Vandaag vraagt niet alleen de fiscus naar de oorsprong en de historiek van uw vermogen”, weet Katrin Eyckmans, “ook andere personen en instanties zoals bankiers, vermogensbeheerders, notarissen en handelaars zijn hiertoe wettelijk verplicht.” U heeft er bijgevolg zelf het meeste belang bij om te kunnen bewijzen waar uw vermogen vandaan komt. We bekijken enkele voorbeelden uit de praktijk.
‘Eigen’ karakter van goederen
Wie gehuwd is onder het wettelijk stelsel of huwde zonder huwelijkscontract, moet rekening houden met het wettelijk vermoeden van gemeenschap. Door dit vermoeden worden alle goederen waarvan het eigen karakter niet kan worden bewezen of waarvan het tegenbewijs niet wordt aanvaard, geacht te behoren tot het gemeenschappelijk vermogen. Voor onroerende goederen levert dit vermoeden doorgaans geen bewijsproblemen op, maar voor roerende goederen ligt dit anders. We denken hierbij niet alleen aan juwelen, gelden en effecten, maar ook aan de aandelen van uw vennootschap. Om te bewijzen dat deze (roerende) goederen deel uitmaken van uw eigen vermogen is het belangrijk dat u bijvoorbeeld kunt aantonen dat u de tegoeden reeds bezat op het ogenblik van uw huwelijk, of ze nadien verkreeg door schenking of erfenis. Oprichtingsaktes, overnamecontracten, aankoopfacturen, rekeninguittreksels, een kopie van de schenkingsakte of aangifte van nalatenschap kunnen alvast soelaas brengen. Wanneer u daarenboven deze tegoeden steeds heeft afgezonderd1 van de rest van uw vermogen, zit u helemaal safe en vermijdt u eventuele discussies bij een latere echtscheiding of overlijden.
1 Bijvoorbeeld door de geschonken of geërfde gelden te boeken op een nieuwe rekening op uw eigen naam.
Gesplitste aankoop
Bij de aankoop van een onroerend goed kunt u ervoor kiezen om zelf het vruchtgebruik aan te kopen en uw kinderen de blote eigendom. Hierdoor vermijdt u dat dit aangekochte goed bijkomend belast wordt in uw successie, terwijl u tijdens uw leven alle genotsrechten2 behoudt. Bij uw overlijden dooft uw vruchtgebruik uit en worden uw kinderen automatisch volle eigenaar, en dit zonder dat er in beginsel erfbelasting (successierecht) verschuldigd is.
Wanneer uw kinderen niet over voldoende eigen middelen beschikken om de aankoop van de blote eigendom te financieren, kunt u hen hiervoor de nodige fondsen schenken. Wees hierbij voorzichtig, want om te vermijden dat uw kinderen alsnog erfbelasting (successierechten) moeten betalen op de waarde van de volle eigendom van het aangekochte goed, moeten zij op het ogenblik van uw overlijden (en dat kan vele jaren na de aankoop zijn) een aantal bewijzen kunnen voorleggen:
- dat zij tijdig over voldoende eigen financiële middelen beschikten om hun deel in de aankoopprijs te betalen. Zij kunnen dit bewijs leveren door het overleggen van schenkingsakten en rekeninguittreksels en/of van het aangaan van een hypothecaire lening,
- dat zij die middelen effectief gebruikt hebben voor de aankoop van de woning, en
- dat de uitsplitsing van de prijs over de vruchtgebruiker(s) en de blote eigenaar(s) correct gebeurde.
2 Zo kunt u in uw hoedanigheid van vruchtgebruiker levenslang in de aangekochte woning blijven wonen, of kunt u deze verhuren en de huurgelden opstrijken.